Fällt der Butterfisch bei Ebbe trocken, ist er imstande, vorübergehend Luft zu atmen.
Der Butterfisch lebt von der Ebbelinie bis in 50 Meter Tiefe auf Schlamm, Sandböden und zwischen Felsblöcken. Er gilt als besonders standorttreu und ist oftmals in Häfen, im Meeresboden oder in Gezeitentümpeln anzutreffen.
De zeer slanke dikkopjes leven dicht bij de kust op ondiepe zand- en kleibodems. Kenmerkend zijn de dwarse streepjes op de zijkanten.
Aanvankelijk leven de larven in open zee tussen het wateroppervlak en de zeebodem, maar vanaf een grootte van iets minder dan 20 mm gaan de jonge dieren over op een leven op de bodem. Dikkopjes kunnen tot 2 jaar oud worden.
De linkse heremietkreeft is een ‘linkshandige’ heremietkreeft die sinds 2008 via balastwater bij ons terecht is gekomen.
Hij is veel kleiner dan de gewone heremietkreeft en leeft in de lege schelpen van alikruiken. Zijn linkerschaar is meestal groter en hij kan daarmee de opening van de alikruik mee sluiten.
Mosselen leven hoofdzakelijk in het intergetijdengebied. De mosselbanken in de Waddenzee vormen ook een belangrijke habitat voor andere dieren.
Mosselen vestigen zich in dichte banken – ze overwoekeren graag gezonken boomstammen of zelfs kunstmatige structuren zoals palen of havenmuren. Soms vormen ze clusters van individuele organismen die kilometers lang kunnen zijn. Ze worden vaak overwoekerd door andere zeeorganismen, zoals zeepokken. De mossel haalt niet alleen zuurstof uit het zeewater om te ademen, maar ook voedingsstoffen. Hij filtert tot drie liter zeewater per uur. Alle mosselen die in de Waddenzee leven, kunnen zo het hele watervolume binnen een paar dagen filteren.
De Noordzeegarnaal behoort tot de familie Crangonidae uit de orde der tienpotigen.
Garnalen groeien in de zomer op in de Waddenzee en trekken dan naar diepere wateren. Ze hebben een langwerpig grijsbruin lichaam met voelsprieten, steelogen, een schaar en vijf paar loop- en vijf paar zwempoten. Vanaf de leeftijd van één jaar beginnen Noordzeegarnalen zich voort te planten.
De schelpkokerworm leeft in een koker van zand en schelpresten die enkele centimeters boven de bodem van het wad uitsteekt.
De worm heeft aan het uiteinde van zijn koker een boomachtige vertakking waarmee hij voedsel zoals plankton of micro-organismen kan vangen. De worm zelf is tot 9 cm lang en wordt gekenmerkt door een pluk tentakels op zijn kop, waarmee hij zijn koker bouwt. Als je die aanraakt, trekt het dier zich in een flits terug in zijn beschermde huis.
Het lichaam van deze zeeanemoon kan zich samentrekken tot een heuveltje met een omgekeerde mondschijf.
In volledig uitgestrekte toestand is de weduweroos zuilvormig en bereikt een hoogte van enkele centimeters. Het lichaam is meestal gestreept en heeft ongeveer 100 slanke, doorzichtige tentakels, die soms gebruikt worden om zich tegen vijanden te beschermen. De kleverige anemonen worden gewoonlijk aangetroffen in ondiep water tot 50 meter en voeden zich met plankton, krabben en kleine visjes.
Dat de Waddenzee in de Noordzee zo leefbaar is, is deels te danken aan de zee- of wadpier.
De bruine tot zwarte, vingerdikke worm leeft in 20 cm diepe kanaalvormige kokers die hij in een U-vorm in het wad graaft. Hij eet de wadbodem en verteert de organische resten die zich daarin bevinden. Met tussenpozen van ongeveer 45 minuten kruipt hij achteruit naar de oppervlakte en laat een spaghetti-achtig hoopje vallen dat tot vijf centimeter lang kan zijn. Door de voedingsactiviteit van de zeepieren wordt dus jaarlijks de bovenste 20 cm van het wad afgegraven, wordt voldoende zuurstofrijk water naar de bodem gepompt en worden de levensomstandigheden van andere wadbewoners aanzienlijk verbeterd.