Dit dier met een doorzichtige mantel wordt vaak in grote aantallen aangetroffen op rotsen, pieren, zeewier en palen.
Het doorschijnende, geelgroen gekleurde zeedier heeft een zacht, cilindervormig lichaam en kan worden aangetroffen van ondiep water tot op een diepte van 500 meter.
Alles andere als leblos
Im Meer treibendes Holz ist oftmals mit vielen kleinen Algen bewachsen, die wiederum zahlreichen kleinen Tieren wie Krebschen oder Fischen Unterschlupf bieten. Durch die Strömungen, den Wind und den Wellenschlag wird dieses Holz oft am Dünendeckwerk angetrieben.
De sponzensoort wordt vaak aangetroffen in kustgebieden vanaf de hoogte van de Waddenzee.
De spons bestaat uit onregelmatige korsten die tot 20 cm groot en 2 mm dik zijn; de kratervormige uitstroomopeningen zitten op korte buisjes. De spons leeft bij voorkeur op stenen, algen en stukjes schelp.
Die Warzige Seescheide heftete sich an hartem Untergrund wie Hafenanlagen und Muscheln fest. Sie stammt aus dem Nordwest-Pazifik und wird Korea wird sie gegessen (Mideodeok). Sie wurde 1952 durch Schiffe nach England eingeschleppt und hat sich von dort aus in Europa ausgebreitet. 1997 wurde sie erstmals im Wattenmeer gesehen.
Mosselen leven hoofdzakelijk in het intergetijdengebied. De mosselbanken in de Waddenzee vormen ook een belangrijke habitat voor andere dieren.
Mosselen vestigen zich in dichte banken – ze overwoekeren graag gezonken boomstammen of zelfs kunstmatige structuren zoals palen of havenmuren. Soms vormen ze clusters van individuele organismen die kilometers lang kunnen zijn. Ze worden vaak overwoekerd door andere zeeorganismen, zoals zeepokken. De mossel haalt niet alleen zuurstof uit het zeewater om te ademen, maar ook voedingsstoffen. Hij filtert tot drie liter zeewater per uur. Alle mosselen die in de Waddenzee leven, kunnen zo het hele watervolume binnen een paar dagen filteren.
De oorkwal heeft een plat gebogen scherm dat tot 30 centimeter groot kan worden. Hij is wit tot gelig van kleur.
De kwal dankt zijn naam aan de oorvormige patronen op het scherm. Maar die opvallende patronen zijn eigenlijk de geslachtsorganen van de kwal. De kwal zwemt door het scherm samen te trekken en tegelijkertijd water naar beneden te spuiten. Op die manier kan de oorkwal tot tien kilometer per uur afleggen. Maar vaak laat hij zich gewoon met de stroom meedrijven. Met zijn kleverige tentakels vangt hij kleine kreeftachtigen, plankton en watervlooien. De tentakels van de oorkwal zijn ongevaarlijk voor mensen.
Deze rode alg uit de familie der Cyanidiaceae telt ongeveer 4.000 verschillende soorten.
Er zijn fossielen gevonden die erop wijzen dat de rode alg meer dan 1000 miljoen jaar geleden bestond. Hij komt vooral in kustgebieden voor en vormt macroalgen met een lengte tot 60 cm. Hij dankt zijn naam aan zijn roodachtige kleur, die wordt gevormd door fotosynthese, vooral in diepere gebieden.
Het lichaam van deze zeeanemoon kan zich samentrekken tot een heuveltje met een omgekeerde mondschijf.
In volledig uitgestrekte toestand is de weduweroos zuilvormig en bereikt een hoogte van enkele centimeters. Het lichaam is meestal gestreept en heeft ongeveer 100 slanke, doorzichtige tentakels, die soms gebruikt worden om zich tegen vijanden te beschermen. De kleverige anemonen worden gewoonlijk aangetroffen in ondiep water tot 50 meter en voeden zich met plankton, krabben en kleine visjes.
Diese kleinen Krebschen, die wie Gottesanbeterinnen aussehen, kann man nur bei genauem Hinsehen erkennen. Sie halten sich mit ihren Beinen u.a. an Algen fest und bewegen sich vor und zurück. Zwei Scherenpaare dienen zum Fang von Beutetieren. Die Weibchen tragen eine Bruttasche am Bauch und sind kleiner als die Männchen.
Deze anemoonsoort gebruikt zijn giftige tentakels om zijn prooi te vangen en te verlammen. Bovendien gebruikt het bloemdier zijn ‘armen’ om zich tegen andere soorten te doen gelden in de strijd om het leefgebied. Zeeanjelieren leven bij voorkeur op harde substraten in ondiep water. Als het te druk voor ze wordt of de habitat niet meer genoeg voedsel biedt, kruipen de dieren langzaam verder.
De zeecypres is geen plant, maar een kolonie van kleine diertjes.
Het zijn neteldieren, verre verwanten van zeeanemonen en kwallen. Elke poliep zit in een soort bekertje dat hem beschermt tegen gevaar. Hij heeft neteldragende armen waarmee hij plankton te vangt. Alle poliepen van de stok zijn met elkaar verbonden en voeden zich samen.
Seepocken sind Krebse. Das ist auf den ersten Blick kaum zu erkennen, denn der Körper ist von kegelförmigen Kalkplatten umgeben, die auf hartem Untergrund wie Steinen, Treibholz oder Krebspanzern festgewachsen sind. Sind die Seepocken mit Wasser bedeckt, öffnen sie die Deckelplatten, strecken ihre Rankenfüße heraus und fächeln Plankton aus dem Wasser. Fallen Seepocken trocken, können sie Luftsauerstoff atmen.
Der Schwarze Schlangenstern hat eine samtschwarze Körperscheibe und fünf dünne, schlangenartige, bestachelte Arme, mit denen er sich kleine Tiere aus dem Wasser filtert. Außerdem nimmt er organische Reste und Aas vom Boden auf. Er lebt an Felsküsten und tritt häufig in dichten Ansammlungen auf.