De Atlantische steur is een met uitsterven bedreigde trekvis die vroeger onder meer in de Oostzee voorkwam.
Aangezien de Europese steur bijna uitgestorven en zeer moeilijk te kweken is, werkt het Leibniz Instituut sinds 2006 aan de herintroductie van de Atlantische steur in de Oder, waar ze honderd jaar geleden nog voor kwamen. De dieren kunnen wel 800 kg zwaar worden. Momenteel wordt getracht om samen met de NABU (Duitse organisatie voor natuurbehoud) een populatie op te bouwen die zichzelf in stand kan houden. Het dier dat u hier ziet, is in bruikleen van het Leibniz Institut.
De vis, die verwant is aan de baars, is vanuit de Middellandse Zee naar de Noordzee gemigreerd.
De dorade of goudbrasem wordt gekenmerkt door de gouden vlekken op zijn voorhoofd en wangen. Hij heeft verschillende rijen kauw- en snijtanden waarmee hij schaal- en schelpdieren kan kraken. Er zijn geen zuiver mannelijke of vrouwelijke dieren – dorado’s zijn tweeslachtig. Ze worden geslachtsrijp als mannetjes en veranderen in wijfjes als ze 2-3 jaar oud zijn, wanneer ze ongeveer 30 cm lang zijn.
Met zijn zwemblaas produceert de poon grommende of knorrende geluiden.
Deze bodemvis leeft op zandbodems of grote keien in waterdieptes tot 200 meter. De vingervormige stralen van de borstvinnen, die bedekt zijn met smaakcellen, dienen als tastorgaan om voedsel op te sporen. Om indruk te maken op vrouwtjes of vijanden te intimideren, spreidt de poon zijn borstvinnen. Zijn brede vooruitstekende bek en markante kopvorm zijn kenmerkend voor zijn verschijning.
De kleine kathaaien groeien in de hoornige eikapsels.
Een embryo-kathaai groeit 8-10 maanden lang in een eikapsel, een soort buideltje. Het wijfje legt haar nageslacht vaak in wateren met sterke stroming, omdat de stroming voorkomt dat de eikapsels gaan schimmelen. Met de ranken die uit de hoeken van eikapsels steken, worden de kapsels vastgezet en wordt voorkomen dat ze afdrijven. Als je goed kijkt, kun je de embryo’s lichtjes zien bewegen. Aangespoelde kapsels zijn meestal leeg omdat het embryo al is uitgekomen.
De kabeljauw wordt beschouwd als een vraatzuchtig roofdier en wordt dors genoemd wanneer hij nog niet geslachtsrijp is.
Vrouwtjes leggen gemiddeld een miljoen eitjes, waardoor de kabeljauw een van de meest vruchtbare vissen ter wereld is. Hij komt onder meer voor in de Atlantische Oceaan, het Kanaal, de Noordzee en de Oostzee, en wordt zwaar overbevist.
Der Großgefleckte Katzenhai kann eine Länge von 1,5 Metern erreichen und gilt als nachtaktiv.
Er lebt bevorzugt über felsigem Grund in einer Wassertiefe von 20 bis 60 Metern und ist im östlichen Atlantik, an den Küsten Europas und Nordafrikas sowie im Mittelmeer beheimatet. Ebenso wie sein etwas häufiger vorkommender Verwandter, der Kleingefleckte Katzenhai, ist auch diese Haiart für den Menschen nicht gefährlich. So ernährt sie sich hauptsächlich von Bodenfischen, anderen kleinen Haien, Wirbellosen oder Krebstieren – und gilt eher als scheu.
De leng is een kabeljauwachtige vis en behoort tot de familie van de kwabalen. Hij kan wel 40 kilo zwaar worden.
De roofvis leeft onder meer in de Noordzee en in de kustgebieden van het oostelijk deel van de Atlantische Oceaan. De leng verblijft bij voorkeur in waterdieptes tot 400 meter. Tussen april en juni paaien de vissen en leggen ze tot 60 miljoen eieren.
Gigantisches Ökosystem
Das offene Meer bedeckt sieben Zehntel der Erdoberfläche und ist ein gigantisches zusammenhängendes Ökosystem. Der durchschnittliche Salzgehalt liegt bei 35 Gramm Salz pro Liter. Würde man dem Meer das gelöste Salz entziehen, könnte man damit die gesamte Erdoberfläche 36 Meter hoch bedecken.
De rode poon is de meest voorkomende soort poon en bereikt een lichaamslengte van 50 tot 70 cm.
Net als zijn verwante soortgenoot, de grauwe poon, kan hij een duidelijk hoorbare grom voortbrengen. Kenmerkend is zijn lange lichaam met een grote kop die naar achteren toe smaller wordt. De rode poon wordt voornamelijk aangetroffen op zand- en slikbodems in waterdieptes tot 300 meter.
Elk jaar groeien er talloze baby-scholletjes in de Waddenzee, die later worden meegenomen naar de Noordzee.
Schol ondergaat tijdens zijn ontwikkeling een metamorfose. In het begin zwemmen ze rechtop en zijn ze symmetrisch zoals andere vissen. Na 1 à 2 maanden verschuiven het linkeroog en de mond naar de rechterhelft van het lichaam, waarna de zwemblaas zich terugtrekt – en de schol steeds schuiner zwemt tot hij uiteindelijk een bodembewonende platvis wordt. Om zich tegen roofdieren te beschermen, begraven ze zich in de zandbodem, waar ze ook op hun prooi kunnen gaan liggen wachten. Kenmerkend is de gecamoufleerde bovenzijde met oranjegele stippen.
De steenbolk behoort tot de familie van de kabeljauwachtigen en wordt gemiddeld vier jaar oud.
De steenbolk leeft gewoonlijk in scholen nabij de zanderige zeebodem op een diepte van 30 tot 650 meter. In de loop van het tweede levensjaar of vanaf een lengte van 21 tot 25 centimeter wordt de vis geslachtsrijp en komt hij van maart tot april aan de kust kuitschieten. Na ongeveer tien dagen komen de larven uit en voeden zich eerst met plankton.
De tarbot wordt beschouwd als een meester in camouflage. Hij past zich aan zijn omgeving aan en is daardoor voor vijanden moeilijk te herkennen.
Deze soort uit de familie van de platvissen leeft bij voorkeur vlakbij de zand-, modder- en grindbodems in een waterdiepte van 20 tot 70 meter. De tarbot kan meer dan 20 jaar oud worden en wordt geslachtsrijp in zijn vijfde jaar. Tijdens de paaitijd tussen april en augustus laten de wijfjes tot 15 miljoen eitjes los in het water, die op hun beurt worden bevrucht door de mannetjes. Als larven bewegen de dieren zich aanvankelijk rechtop voort in ondiep water voordat zij als jonge vissen ‘liggend’ naar dieper water beginnen te zwemmen. De tarbot heeft een relatief grote bek met scherpe tanden en is een vraatzuchtige jager.
De tong behoort tot de familie van de platvissen en wordt beschouwd als een eenling die ‘s nachts actief is.
Hij leeft op zanderige, zachte bodems nabij de kust en beweegt zich voort op dieptes van 10 tot 200 meter. De tong heeft een langwerpig, ovaal lichaam en draagt beide ogen op de rechterbovenzijde van zijn lichaam.
De tongschar is een rechtsogige platvis die voornamelijk leeft op rotsachtige bodems op een diepte van 10 tot 200 meter.
De vis heeft een breed ovaal lichaam met een kleine kop. De bovenzijde is gemarmerd en heeft met slijm bedekte schubben. De tongschar kan een maximumgewicht van bijna 3 kg bereiken.