Hondshaaien zijn vooral in de schemering en ‘s nachts actief. Zij leven op de zeebodem of in ondiep water in de kustgebieden.
Vooral jonge hondshaaien vertoeven graag in ondieper water voordat ze naar diepere gebieden worden getrokken. Wanneer de dieren een lengte van 45 tot 50 cm hebben bereikt, worden ze geslachtsrijp en paren ze. De vrouwtjes leggen tot 20 eikapsels in ondiep water, waarin de kleine haaien groeien. Wanneer ze uit het ei komen, zijn ze ongeveer 10 cm groot en vanaf dan zijn ze op zichzelf aangewezen. Hondshaaien zijn niet gevaarlijk voor de mens omdat zij zich uitsluitend voeden met andere zeedieren.
Furchenkrebse gehören zu den Springkrebsen, die einen nach unten gebogenen Hinterleib besitzen. Sie laufen auf sechs Beinen und nicht auf acht wie die Krabben. Die Scheren sind viel länger als der Kopf und können weit nach vorne gestreckt werden. Furchenkrebse leben auf felsigem Boden bei Helgoland und in Norwegen und verstecken sich gerne in Felsspalten. Daher kommen sie als Beifang in Fischernetzen selten vor.
De spinkrab, die betrekkelijk zeldzaam in de Noordzee is, is een meester in camouflage.
Terwijl oudere spinkrabben zich camoufleren met zeepokken en poliepen, beschermen jongere dieren zich liever met zeewier. Ze beplanten er letterlijk hun schild mee en passen hun ‘lichaamskleed’ aan de omgeving aan als die verandert. De spinkrabben leven bij voorkeur op rotsachtige substraten in waterdieptes van ongeveer 50 meter, maar kunnen ook worden aangetroffen op oester- en mosselbanken en worden maximaal 15 jaar oud.
Kinderstube für den Nachwuchs
Der Nachwuchs einiger Raubfische (z.B. der Katzenhaie) wächst in sogenannten Nixentäschchen heran. Angespülte Kapseln sind in der Regel leer, da der Embryo bereits ausgeschlüpft ist. Zum Schutz vor Fressfeinden sind die Eikapseln und Jungtiere von ihren großen Verwandten getrennt.
Deze rode alg uit de familie der Cyanidiaceae telt ongeveer 4.000 verschillende soorten.
Er zijn fossielen gevonden die erop wijzen dat de rode alg meer dan 1000 miljoen jaar geleden bestond. Hij komt vooral in kustgebieden voor en vormt macroalgen met een lengte tot 60 cm. Hij dankt zijn naam aan zijn roodachtige kleur, die wordt gevormd door fotosynthese, vooral in diepere gebieden.
Elk jaar groeien er talloze baby-scholletjes in de Waddenzee, die later worden meegenomen naar de Noordzee.
Schol ondergaat tijdens zijn ontwikkeling een metamorfose. In het begin zwemmen ze rechtop en zijn ze symmetrisch zoals andere vissen. Na 1 à 2 maanden verschuiven het linkeroog en de mond naar de rechterhelft van het lichaam, waarna de zwemblaas zich terugtrekt – en de schol steeds schuiner zwemt tot hij uiteindelijk een bodembewonende platvis wordt. Om zich tegen roofdieren te beschermen, begraven ze zich in de zandbodem, waar ze ook op hun prooi kunnen gaan liggen wachten. Kenmerkend is de gecamoufleerde bovenzijde met oranjegele stippen.
Die Felsengarnele hat einen durchsichtigen Körper mit braunen Streifen und die Beine tragen gelbe “Ringelsocken”. Durch dieses Muster ist sie gut getarnt. Denn die Felsengarnele muss zahlreiche Feinde fürchten – nicht nur Fische, sondern auch Vögel machen Jagd auf sie.