Willkommener Lebensraum
In direkter Strandnähe leben im flachen Wasser rund um die steinernen Buhnen viele kleine Tiere, die hier mit bloßem Auge beobachtet werden können. Ein erneuter Beweis dafür, dass die Nordseebewohner so ziemlich jeden freien Raum besiedeln und als Lebensraum nutzen.
De gewone heremietkreeft behoort tot de familie der kreeftachtigen en leeft graag in getijdenpoelen.
De heremietkreeft komt voor in de Noordzee, de Oostzee, de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee. Hij heeft een onbeschermd achterlijf en bewoont daarom lege schelpen van wulken en is een tienpotige kreeft met een grotere rechterschaar.
Knotswier komt vooral in het noordelijk deel van de Atlantische Oceaan voor, vanaf het subtropische deel tot aan de arctische zone. Knotswie kan in grote hoeveelheden voorkomen op plaatsen die beschut zijn tegen de branding.
Met zijn hechtschijf kan het knotswier zich hechten aan rotsachtige grond. Uit zijn hechtorgaan ontspruiten talrijke scheuten, aan het eind waarvan zich langwerpige drijfblazen vormen. Deze blazen zijn gevuld met gas en zorgen ervoor dat de plant onder water rechtop blijft staan. Na twee jaar vormt het knotswier zijn eerste drijfblaasje – elk voorjaar komt er een nieuw bij. Op die manier kun je ook de leeftijd aan de hand van het aantal blazen bepalen. Ook interessant: als knotswier wordt losgescheurd, leeft het nog geruime tijd voort.
In het verleden leidde de grote gelijkenis met paling tot de veronderstelling dat dit de voorouderlijke vorm van de paling was en zo ontstond de naam.
Moeralen of puitalen zijn grondvissen. Ze leven hoofdzakelijk in ondiep water, waar zij leven op zand- en modderbodems en zich vaak onder stenen verbergen. Als de vissen twee jaar oud zijn, zijn ze geslachtsrijp en brengen ze ongeveer vier maanden na de paring jongen van maximaal 5 cm groot ter wereld. De vis kan tot 10 jaar oud worden en voedt zich hoofdzakelijk met ongewervelde bodemdieren. Moeraal komt van nature voor in de Noordzee, de Oostzee en de Atlantische Oceaan.